Zeven
weken geleden liep ze nog rond. Een potige, zelfstandige dame met prachtig lang
zilvergrijs haar, net gepensioneerd en gelukkig met haar echtgenoot, drie zelfstandige
kinderen en vier kleinkinderen. Ze genoot van het leven en verheugde zich op de
komende pensioenjaren. Stralende ogen die bijna licht gaven en een glimlach die
je niet kon weerstaan.
Op een
dag had ze een wat pijnlijke hand. Ach, het zal wel weer overgaan.
Een paar
dagen later werd de pijn heviger en leek er wat krachtsverlies te zijn: joh, koutje,
gaat wel weer over.
Een wat
scheef aandoend spiegelbeeld verried dat er veel meer aan de hand was dan
alleen een koutje dat wel over gaat.
Toch maar
even naar de huisarts.
Deze vertrouwde
het niet en stuurde mevrouw in naar het ziekenhuis.
Daar werd
een ernstige diagnose vastgesteld: longkanker, waarbij antistoffen het
zenuwstelsel van haar eigen lichaam afbraken en sloopten.
Na een
paar dagen in de kliniek verslechterde de toestand dermate, dat ze de kracht in
beide armen verloor, ze kon haar hoofd niet meer opheffen en dat had tot gevolg
dat haar luchtwegen werden belemmerd, zodat ze met spoed naar de intensive care
moest worden overgeplaatst alwaar ze een paar weken aan de beademing lag.
Het licht
in haar ogen verscheen weer even als ze zich even goed voelde en vrijwaarde van
het nare ziekenhuisbestaan. Ze onderging de behandelingen met een glimlach, ook
al had ze pijn en voelde ze zich rot: de glimlach bleef.
De periode
daarna bleek dat ze slechts alleen haar benen nog kon bewegen; armen,
bovenlichaam, nek en hoofd kon ze niet op eigen kracht opheffen.
Adem
haalde ze door een pijpje in haar hals: een tracheastoma.
Gevoed
werd ze door een slangetje via de neus dat in de maag uitkwam.
Plas werd
afgevoerd via een katheter.
Communiceren
met de directe omgeving ging alleen met haar ogen: één keer knipperen was ‘ja’,
tweemaal knipperen betekende ‘nee’. Want haar spraak was geblokkeerd door de
tracheacanule.
Incontinent van ontlasting lag ze……..te liggen.
En te
liggen.
En te
denken.
Toch bleef
de krachtige glimlach op haar gezicht, hoeveel pijn ze ook moest verdragen;
dapper verdroeg ze de strijd tegen haar ziekte.
M aar na enkele
weken maakte de immer aanwezige glimlach plaats voor hangende mondhoeken: voor
de uiterlijke schijn kon ze nog even een lach tevoorschijn toveren, maar direct
daarna overschaduwde haar gezicht een ontstellende somberheid en wanhoop.
Zeven weken
nadat de diagnose werd gesteld, wist ze kenbaar te maken aan haar kinderen dat
ze zo niet verder wilde leven. De dokters hadden haar een uiterts sombere
prognose medegedeeld, ondanks wekenlang intensieve therapie van medicatie; het
mocht niet baten.
Ze werd
depressief, zelfs delirant en onrustig en wist zich geen raad met haar toestand,
want ze kon eenvoudig niet meer dan liggen. En wachten. En denken.
De lach
was weg....
Met haar beperkte
communicatiemiddelen maakte ze duidelijk dat ze zelf de regie in handen wilde houden
over haar leven.
Euthanasie.
Ze was nu
nog wilsbekwaam, ze kon duidelijk kenbaar maken dat dit haar ernst was.
Haar
wens. Haar wil.
De kinderen
en haar man waren verdrietig, maar begrepen haar zo verschrikkelijk goed. Haar
uitzicht zou zijn: liggen in een verpleeghuis tot ja, de dood erop volgt? Wanneer
dan?
Een jaar?
Twintig jaar?
Nadat de
wens tot euthanasie uitgebreid met de behandelende artsen was besproken werd ze
rustig en verscheen weer haar glimlach, waarbij de mondhoeken naar boven
gericht bleven, de donkere schaduw over haar gezicht was verdwenen en er plaats
werd gemaakt voor stralende ogen, versterkt door haar prachtig lange zilvergrijze
haar.
Zo
besloot deze mooie sterke dame - die nog volop in het leven stond en zo moedig
was geweest - tot euthanasie.
Die werd uitgevoerd
in het bijzijn van haar kinderen en haar man.
Het licht
in haar ogen verscheen toen het afscheid naderde. Nog eenmaal glimlachte ze.
Toen
doofde het licht.
Voorgoed....
Amsterdam, 28 oktober 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten